We zijn geluidloos 2019 binnen geglipt. Vuurwerk knalde, Scheveningen brandde (bijna), maar bij BRAM bleef het even stil. Een nieuw jaar met nieuwe kansen. Daar hoort toch een BRAM blog bij? Want BRAM vernieuwt, verrast, verandert. Juist daarom wil ik even stilstaan. Precies bij dat woord: vernieuwing. Het woord dat je in elke beleidsnota en ik elk programmakader zal vinden. Dat is niets nieuws, dus ik heb alle tijd om even stil te staan bij de vragen die het oproept. Is niet alles wat vernieuwd wordt gedoemd tot veroudering? En wat was daar ook alweer mis mee? Hoe kunnen we huizen bouwen zonder fundamenten te koesteren? Daarom mijn pleidooi: een herwaardering voor de veroudering.

Cultuurgebonden blik op de tijd

In bijna alle culturen wordt tijd als een ruimtelijk element uitgedrukt. De Grieken kijken bijvoorbeeld naar het verleden als iets wat vóór hen ligt terwijl de toekomst achter hen aankomt. Logisch, want de toekomst kun je niet zien. Zelfs niet als je op je tenen op de uitkijk gaat staan. Hooguit zie je dan meer verleden. Ook de Aymara indianen in Zuid-Amerika gebruikten dit beeld van de tijd. In West-Europa stellen we ons het verleden juist voor als iets wat achter je rug ligt met de toekomst voor ons, aan onze voeten. Een toekomst waar we met z’n allen in een razende vaart op af stormen. Volgens sommige media rennen we zelfs harder dan ooit. Op basis van dit westerse toekomstbeeld baseren we ons beleid en bezingen we de liefde aan vernieuwing en innovatie – bij voorkeur disruptief – in coalitieakkoorden.

Achteruit hollen

Uitgaande van het Griekse tijdsbeeld rennen we echter steeds sneller achteruit, wanhopig op zoek naar innovatie. Probeer dat maar eens in de praktijk. Ik dek me alvast in tegen eventuele schadeclaims. Het lijkt alsof we onszelf met de hang naar innovatie willen beschermen tegen de toekomst zelf. Historicus Eelco Runia schreef in november 2018 in Trouw over een bordje bij het gerenoveerde plaatselijke dorpshuis: ‘Dorpshuis Mensingeweer toekomstbestendig’. Alsof de toekomst is als ‘een barre winter waar we ons tegen moeten wapenen.’ (Runia)

Alles wat je denkt, is

Een andere Griek nu. De Griekse filosoof Parmenides beargumenteerde dat ‘als je het kan bedenken, dan is het uitvoerbaar’. Een beter bekende eigentijdse variant hierop van Pippi Langkous: ‘Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan.’ Parmenides stelde dat er in de geest geen voorstelling kan worden gemaakt van niet-zijn. Alles wat we kunnen denken is daarmee onmogelijk tot de categorie ‘niet-zijn’ te veroordelen. Omgekeerd: alles wat je denkt, is.

Vernieuwen op z’n Grieks

Hoe zou Parmenides kijken naar ons verlangen tot innoveren? De notie van Parmenides dat al het denkbare in onze geest ‘is’, maakt de toekomst even levend als het verleden. Misschien is daarmee de scheidslijn tussen het oude en het nieuwe niet zo groot. Beide zijn ervaringen, creaties van onze geest. Innovatie staat niet los van het oude. Als je vanuit het Griekse tijdsbeeld redeneert ontstaat innovatie misschien niet terwijl we naar de onzichtbare toekomst staan te kijken, maar juist wanneer we ons naar het verleden durven te richten. Zodra je het verleden in durft te rennen komt de toekomst waarschijnlijk vanzelf vanachter mee (ik verwacht nu een cynische opmerking over de Griekse bankencrisis; sorry, daar heb ik ook geen antwoord op).

Ik zeg niet dat we moeten veranderen

Ik twijfel. Misschien is mijn pleidooi een teken dat ik een verzuurde ambtenaar ben geworden. Misschien ook niet. Ik zeg niet dat we ons tijdsbeeld moeten veranderen. Ik zeg wel dat we kunnen nadenken over onze manier van kijken. Om onze blik in perspectief te plaatsen. En de term ‘innovatie’ af en toe van haar voetstuk te gooien. Wie kan deze gedachte meenemen naar de provinciale verkiezingen in maart?